Verdienen artiesten een ander verdienmodel?


Vincent van Gogh heeft zijn hele leven als schilder gewerkt en je zou verwachten dat zijn schilderijen er voor zorgde dat hij ook een goede boterham had. Niets is minder waar. Van Gogh verdiende bijna niets aan zijn schilderkunst. Hij mocht blij zijn dat hij door zijn broer onderhouden werd, anders had hij helemaal geen boterham gehad.

Zelfs in 2019 zijn artiesten nog steeds afhankelijk van een broer, een mecenas of van “het publiek”. Er is geen instantie die artiesten voorziet in zijn of haar onderhoud, zodanig dat die artiest echt alleen maar met zijn kunst bezig hoeft te zijn. Het grootste deel van zijn tijd is de artiest kwijt aan het verkopen van zijn werk, of van zichzelf. Ik kan dat uit eigen praktijk beamen.

Nu had ik het geluk dat ik een redelijk populaire kunstvorm beoefende, ik deed geen pantomime, verteltheater of op de natuur geïnspireerde choreografie. Allemaal kunstvormen waarvan ik zeker weet dat het de artiest heel veel inspanning kost om tot een redelijk niveau te komen.

Ook deze kunstvormen verdienen een kans in het nu door commercie verschraalde kunstveld.

Daarom pleit het Artiesten Belangen Centrum voor een instantie die gelden kan genereren om ook de kunstvormen die minder populair zijn te financieren. Daarbij pleiten we ook voor het terug brengen van orkesten en gezelschappen die provinciaal gefinancierd worden.

In de periode Brinkman heeft de overheid 250 miljoen bezuinigd op de kunst en de cultuur. Dit was destijds pure noodzaak, zei de minister toen. Het geld was op. Wel beloofde hij, dat als het weer beter zou gaan met de economie dat geld stante pede terug zou komen.

Blijkbaar gaat het nog steeds slecht met de economie en is het sindsdien slecht blijven gaan met de economie, want van dat geld heeft de kunst en de cultuur nooit meer iets terug gezien. Inmiddels zijn er kunstvormen verdwenen en heeft een enkele provincie nog een beroepsorkest, een dans- of theatergezelschap.

Het zou een fluitje van een cent moeten zijn voor de huidige regering om het verschraalde kunstaanbod weer op te schalen en artiesten weer zekerheid bieden in een gezelschap of met een basisinkomen.

Om terug te komen op mijn vraag in de titel, het antwoord is duidelijk: Ja!

Leon Lutterman

Livemuziek in de horeca staat los van geluidsoverlast


Vorige week ging er een petitie rond voor meer livemuziek in de horeca. Als Stichting Artiesten Belangen Centrum kunnen wij zo’n petitie natuurlijk alleen maar ondersteunen. Ieder plek die artiesten een podium biedt is welkom. Maar was deze petitie wel bedoeld om meer livemuziek in de horeca ten gehore te laten brengen?

De tekst van de petitie luidt: “De huidige wet- en regelgeving maakt het organiseren van live-muziek  in de horeca vrijwel onmogelijk…. daarom vraagt de petitie aan de gemeentelijke en landelijke politiek om nieuwe wet en regelgeving.

Met de huidige wet- en regelgeving wordt blijkbaar bedoeld de activiteitenwet uit 2008. Hierin staat heel duidelijk waar horecabedrijven aan moeten voldoen in het geval van livemuziek. Namelijk een Decibelgehalte tussen de 95-115 Db, waarbij ook nog eens duidelijk is vastgelegd waar gemeten moet worden. Bijvoorbeeld niet in de W.C. van de buurman, maar in zijn woonkamer.

Met de wet van 2008 in het achterhoofd is het toch een stuk moeilijker om de petitie voluit te steunen en vragen we ons af waar het hier echt om gaat.

Goede livemusici kennen de grenzen van het aantal decibellen  en zullen deze dus nooit overschrijden. Het enige probleem voor de horeca is dat dit soort musici een prijs hebben. Horeca ondernemers zijn zelden bereid deze prijs te betalen en dus wordt er geklaagd over de regelgeving. Een regelgeving die als je dat neutraal bekijkt eigenlijk behoorlijk redelijk is.

Je zult een hoop herrie moeten maken voor je op 115 DB zit. Op goede geluidsapparatuur zit bovendien een Decibel meter. Voor nog geen € 25,00 kan de ondernemer ook zelf zo’n meter aanschaffen. Dan weet hij altijd precies of hij goed zit. Maar dat zal wel weer een te grote investering zijn, die de horecaondernemer op kosten jaagt.

Het wordt tijd dat deze ondernemer eens investeert in kwaliteit in plaats van in kwantiteit. Dat wil zeggen: een billijke gage voor musici en investeren in het tegengaan van geluidsoverlast.

In Ierland gold heel lang de wet dat horecagelegenheden moesten sluiten om 22.00 uur. Uitzondering op die regel was de livemuziek. Had je livemuziek mocht je tot na middernacht open blijven. Met als gevolg dat er in heel Ierland livemuziek in de kroegen was.

Als we nou eens een petitie uit lieten gaan om de regelgeving in die zin aan te passen, hier in Nederland, dan doe je pas echt iets voor de livemuziek.

Leon Lutterman